Zegeningen
Ondanks mijn hevige armbewegingen doet de trambestuurder of hij mij niet ziet en rijdt net voor mijn neus weg. Daar sta ik dan in de bloedhitte. Inwendig briesend ga ik onder de afkapping van de abri staan waar een groep scholieren welwillend ruimte voor me maakt.
‘Wat een klojo, hè mevrouw?’ zegt een van de meisjes meelevend.
Ik knik haar half glimlachend toe en probeer het laatste stukje schaduw te bereiken. Puffend leun ik tegen de reistijdentabel terwijl ik me afvraag of dit nu wel de koelste plek is. Buiten de abri is geen zuchtje wind te bekennen, maar binnen de abri ook niet. Ik pak mijn telefoon en check mijn mail.
Naast me staan twee meiden te fluisteren en hoewel ik mijn best doe verdiept te zijn in mijn mailberichten, volg ik hun zachte gesprek.
‘… en toen zei ze dat ik dan maar moest kiezen, want ze ging de datum echt niet meer veranderen.’
‘Ja, lekker dan, Brigit,’ zegt het meisje dat met haar rug naar me toe staat. ‘Hoe kun je daar nou uit kiezen?’
Voorzichtig gluur ik vanonder mijn wimpers naar het meisje dat Brigit heet. Een lief gezichtje waarover een vleugje onweer lijkt te trekken.
‘Ze zei dat ik niet moest zeuren. Dat ik van elke oplossing die ze aanbood een probleem maakte. Want welk kind krijgt nou twee vakanties aangeboden?’
Het andere meisje lacht schamper. ‘Lekkere moeder heb jij! Ze vergeet even dat ze jou dwingt een keuze te maken tussen haar en je vader omdat ze allebei op dezelfde datum met vakantie willen. Echt shit man!’
‘Ik heb gezegd dat ik helemaal niet meer op vakantie wil, dat ik gewoon thuisblijf, maar dat mocht niet eens van haar, ik was te jong om twee weken alleen thuis te blijven.’
‘Te jong?’ schiet het andere meisje uit. ‘Rot op, je bent veertien! Ik mocht vorig jaar al alleen thuisblijven, maar ik ben toch met mijn ouders meegegaan omdat ze naar Spanje gingen. Ja, en omdat zij alles betalen natuurlijk! Als enig kind word ik natuurlijk vreselijk verwend, dat heb jij toch ook? O, eh, nee, sorry, stom. Hé, maar eh…, wat zegt je vader er eigenlijk van?’
‘Dat is nog het ergste,’ slikt Brigit. ‘Als ik bij hem ben, huilt hij. Heb je dat weleens meegemaakt, een vader die huilt?’
‘Eh, nee,’ zegt haar vriendin schor.
Brigit buigt zich voorover en wrijft over haar enkel. Wanneer ze omhoog komt zijn haar ogen een beetje rood. ‘Ik kan je vertellen dat het knap waardeloos is. Ik zou hem zo graag weer eens zien lachen. Sinds dat ze uit elkaar zijn, heeft hij geen dag meer gelachen. En nu wil hij per se dat ik met hém meega op vakantie. “Je moeder heeft toch al alles gewonnen,” zei hij met zo’n samengeknepen stem. “Alles moet altijd gaan zoals zij het wil. Gun mij nou een vakantie met jou.”
De vriendin klopt onhandig op Brigit’s arm. ‘Klote allemaal.’
‘Ik hou van mijn vader,’ zegt Brigit met gebogen hoofd. ‘En ik hou ook van mijn moeder en ik wil niet hoeven kiezen tussen hun. Waarom kunnen ze niet normaal over elkaar praten? Mijn moeder zegt dat hij een watje is en mijn vader zegt dat zij een bitch is. Mijn moeder blèrt en mijn vader jankt. Ik word er gek van.’
‘Hé, waarom ga je niet met ons mee op vakantie?’ zegt de vriendin terwijl ze de handen van Brigit vastpakt. ‘Mijn ouders hebben gezegd dat ik iemand mag meenemen omdat ik anders de hele tijd alleen ben.’
‘Echt?’ vraagt Brigit terwijl er een sprankje hoop in haar ogen gloort.
‘Ja, tuurlijk, dat is voor mijn ouders toch ook veel leuker? Stel je voor, anders zitten ze de hele tijd met mij opgescheept,’ lacht haar vriendin en pakt een mobiel uit haar schoudertas. ‘Even m’n moeder Whatsappen.’
Even later komt er blijkbaar positief bericht want de vriendin valt Brigit om de nek. ‘Het mag!’
Brigit glimlacht voorzichtig. ‘Nu nog mijn ouders overhalen.’
‘Oké, zegt de vriendin voortvarend. ‘Ik ga met je mee. Even denken hoor. Hoe pakken we dat het handigst aan? O, wacht, ik weet het! We gaan eerst naar je moeder, want als zij overstag is, gaat je vader ook wel akkoord. We zeggen gewoon dat ik helemaal depressief wordt als jij niet meegaat.’
Brigit lacht nu hardop. ‘Dat geloof ze wel, want we zijn toch altijd al dag en nacht samen. Ja, wat een goed idee.’
‘Uiteraard is dat een goed idee,’ schatert de vriendin. ‘Echt Bri, je weet toch wat er soms uit mijn brein komt? Dit is nog niets. Ik kan bij vlagen geniaal zijn, alleen is het vandaag even windstil.’
‘Wat?’ grinnikt Brigit en loopt dan samen met haar vriendin de abri uit omdat de tram eraan komt.
Ik laat de tram aan me voorbij gaan en ga op het bankje in de nu lege abri zitten. En tel mijn zegeningen.
Susanne Koster