Doodgaan is niet gelukkig
Terwijl ik door het enigszins vuile raam naar het voorbijschietende landschap staar, hoor ik het gesprek dat een jongen en een meisjes verderop in de trein voeren.
‘Nou ja, en toen ging ze dood.’
‘Kut, hé.’
‘Ja, zwaar verrot. Ik weet wel dat ze al heel lang ziek was, maar toch.’
‘Lag ze in het ziekenhuis?’
‘Nee, thuis. In het ziekenhuis konden ze niets meer voor haar doen en toen hebben ze haar gewoon naar huis gestuurd.’
‘Om dood te gaan.’
‘Ja.’
‘Hoe lang heeft ze toen nog geleefd?’
‘Negen maanden.’
‘Jee, dat is bizar.’
‘Ja hè, net zolang als een zwangerschap.’
‘Voor mensen die geloven in reïncarnatie is dat misschien een teken.’
‘Ja.’
‘Raar idee hè, dat je gewoon geen moeder meer hebt.’
‘Toen ze zo ziek was, had ik eigenlijk al geen moeder meer.’
‘Hoezo?’
Ik hoor het meisje zuchten, alsof ze een geestelijke aanloop moet nemen voordat de woorden komen. ‘Ze lag op een speciaal bed in de kamer, zo’n soort die omhoog en omlaag kan, maar dat was niet zo erg. Wat ik wel erg vond, was dat ze een luier om had en dat ze zichzelf niet meer kon wassen. Ze kon niet eens haar tanden poetsen. Zelf eten kon ze ook niet meer. Ik heb haar vaak gevoerd, maar ze at muizenbeetjes. Ze werd steeds magerder en mijn kleine broertje van zes snapte maar niet waarom ze geen spelletjes meer met hem deed.’
‘Ach, gossie.’
‘En mijn vader ging niet meer naar zijn werk en er kwamen steeds meer mensen om haar te helpen. De laatste maand lag ze aan het zuurstof en dan had ze het nog steeds heel benauwd. Soms droom ik dat ik haar hoor ademen. Je weet wel, zo zwaar en met die enge horten en stoten.’
‘Gelukkig maar dat ze dan uiteindelijk is eh…’
‘Gelukkig?’ De stem van het meisje gaat omhoog en ik hoor de tranen zitten als ze verder praat. ‘Het is helemaal niet gelukkig. Doodgaan is niet gelukkig. Doodgaan is zwaar kut!’
‘Sorry. Ik weet gewoon niet zo goed wat ik…’
‘Dat hebben wel meer mensen. Die denken dat ze je troosten om dingen te zeggen als: nou ja, nu heeft ze rust. Nou, wedden dat mijn moeder helemaal geen rust heeft? Ze wilde helemaal niet dood. Ze wilde bij ons blijven, mij mijn einddiploma zien halen, mijn broertje meemaken in de puberteit, met mijn vader mooie reizen maken zodra wij de deur uit zouden zijn en dat is haar allemaal ontnomen.’
‘En jullie ook.’
Ik hoor gesnuif en durf me niet te bewegen. Heel strak blijf ik naar buiten kijken in de hoop dat mijn brandende ogen worden afgeleid door het mooie groene landschap.
‘Ja. Af en toe ga ik naar haar graf en zit ik gewoon tegen een steen te praten. Idioot hè? Stel je voor dat die steen antwoord zou geven.’
‘Gatver!’griezelt de jongen.
‘Wat nou gatver?’ lacht het meisje overdreven hard. ‘Met een beetje mazzel schrik ik me een hartverlamming en kan ik meteen naast mijn moeder gaan liggen.’
‘Nee!’ hoor ik de jongen geschokt zeggen. ‘Je moeder schopt je meteen dat graf weer uit, idioot! Ik wil meemaken dat jij minstens tachtig wordt.’
‘O, dus ik hoef niet eerst dood te gaan voordat je kunt zeggen dat je me leuk vindt? ‘
‘Wat?’ hoor ik de jongen lachend zeggen. ‘Kom hier jij.’
Smakgeluiden. Tot aan het volgende station. Waar ze gearmd uitstappen.